De geschiedenis van Hof Markgraaf
Beschrijving
Geheel van twee volgens repeterend schema gekoppelde, neoclassicistische burgerhuizen.
De in kern traditionele panden, gaan in oorsprong terug op de bijgebouwen van het
achterliggende, 15de-eeuwse hof van Immerseel
(https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5361), dat in de 16de eeuw werd verkaveld. De
arts A.J.G. Baguet liet in 1841 de gevelordonnantie regulariseren, door het aanpassen
vensters van de eerste verdieping. De derde bouwlaag werd in 1846 toegevoegd in opdracht
van de heer J. Schoof van Straelen.
Met een gevelbreedte van elk vier traveeën,
omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een
zadeldak. Het betrof oorspronkelijk woningen met dubbelhuisopstand, met de inkom in de
tweede
travee, die later werden samengevoegd. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels
rusten op een
plint uit blauwe hardsteen. Smeedijzeren muurankers geven op de eerste bouwlaag van het
rechter
pand de oude kern aan. De opstand beantwoordt aan een regelmatig ordonnantie, opgebouwd
uit
registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, bijna vierkant op de lagere derde
bouwlaag, met individuele hardstenen lekdrempels; gebogen smeedijzeren traliehekken met
pijlpunten op de begane grond. Enkel in het rechter pand is de oorspronkelijk inkomdeur
in
hardstenen omlijsting met geprofileerde dagkanten bewaard, inclusief de houten deur met
ijzeren
traceerwerk in de waaier. Van het oorspronkelijk klassieke hoofdgestel rest enkel de
houten
kroonlijst op klossen. Latere garagepoorten in de uiterste traveeën.
De geschiedenis van Hof Van Immerseel
Beschrijving
Huiskapel in laatgotische stijl uit de jaren 1490, onderdeel van het voormalige Hof van
Immerseel, dat vanaf het laatste kwart van de 14de eeuw een ruim perceel besloeg op de hoek van
de Lange Nieuwstraat en de Markgravestraat.
Historiek
Afkomstige uit Lier speelde de familie van Immerseel vanaf 1375 een politieke rol in Antwerpen. De kapel werd vermoedelijk in de jaren 1490 gebouwd in opdracht van Jan I van Immerseel (†1504), die het hof in 1474 had geërfd van zijn vader Hendrik van Immerseel en in 1477 was gehuwd met Josine Tollins, dochter van de burggraaf van Aalst. Hij was raadsheer en kamerling van de Bourgondische hertog Maximiliaan van Oostenrijk, buitenburgemeester van Antwerpen, en vanaf 1494 schout en markgraaf. Na het overlijden van diens zoon Jan II van Immerseel, werd het hof in 1528 verkocht aan Gillebert van Schoonbeke de oude, die later dat jaar het eigendom uitbreidde tot het Kipdorp. Al in 1529 in het bezit van de Portugese consul Rodrigo Fernandes d’Almada, werd het hof vervolgens volledig ingesloten door de bouw van een reeks nieuwe huizen aan de Lange Nieuwstraat en de Markgravestraat. Tot de volgende eigenaars behoorden de broers Koenraad en Melchior Schets vanaf 1561, de familie Xalons vanaf 1597, de familie de Cordes vanaf 1661, priester Willem Jozef Sousse vanaf 1714, de familie van Wassenbergh-van Havre vanaf 1719, muntmeester Diricksens vanaf 1775, de familie de Hornes vanaf 1795, en de familie Dhanis-van Cannart vanaf 1818. In de 18de eeuw in gebruik als vetsmelterij vanwaar de benaming "vetkot", werden de vervallen gebouwen in de 19de eeuw bedreigd met afbraak. Zij kwamen in 1876 in het bezit van de juffrouwen de Beuckelaer, die de kapel en met name de schilderingen lieten restaureren door de architect François Baeckelmans. Ook de glas-in-loodramen werden opnieuw samengesteld door het atelier Stalins en Janssens, onder meer met overblijvende fragmenten, en teruggeplaatst in 1884. In 1926 kwam het complex in het bezit van de Antwerpse verzekeringsmaatschappij Securitas, die de schilderingen opnieuw liet restaureren door A. Van Poeck. Vanaf 1972 volgde een grondig restauratie onder leiding van architect Joseph Louis Stynen, met conservering van de schilderingen door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium.
Architectuur
De huiskapel van het Hof van Immerseel wordt sinds de publicatie van een platenalbum door baron A. Jolly in 1858 "Bourgondische kapel" genoemd, afgeleid van de iconografie van de muurschilderingen. Gesitueerd op de eerste verdieping, vormt zij de middenas van een langgerekte, ondiepe vleugel, die parallel aan de Lange Nieuwstraat en loodrecht op de Markgravestraat is ingeplant. Dit gebouw in traditionele bak- en zandsteenstijl van twee bouwlagen onder zadeldak, bevindt zich tussen twee binnenplaatsen, die onder de kapel door verbonden zijn door middel van een korfboogdoorgang met stervormig ribbengewelf. Parallel hiermee werd door de juffrouwen de Beuckelaer een tweede doorgang gerealiseerd. De zuidgevel wordt gemarkeerd door een kloosterkozijn en een dakvenster met puntgevel en schouderstukken boven de parallelle korfboogdoorgang, en een rechthoekige traptoren met lantaarn en spits in de oksel van een dwarsvleugel. De zeven traveeën brede noordgevel onderscheidt zich door twee getrapte dakkapellen, één kruiskozijn boven de parallelle doorgang, en verder aangepaste rechthoekige vensters met kwartholle negblokken. Ten westen van de kapel sluit de constructie aan op de achterbouw van Markgravestraat 19-21, die vermoedelijk in de 19de eeuw werd afgesplitst.
Kapel
In de jaren 1490 opgetrokken in elegante, laatgotische stijl, wordt de kapel met het nodige voorbehoud toegeschreven aan bouwmeester Herman de Wagemaeckere. De eenvoudige rechthoekige plattegrond van drie traveeën, mondt aan de noordzijde uit in een driezijdig koortje, dat aan de buitenzijde is uitgebouwd als een fraaie erker. Gevat tussen vier slanke gotische pinakels wordt deze geopend door drie spitsboogvensters waarin sierlijk maaswerk, met geprofileerde dagkanten. De tegenoverliggende zuidgevel vormt een verankerde, bak- en zandstenen puntgevel, gemarkeerd door drie overhoekse pinakels. Boven het spitsboogvenster met geprofileerde, zandstenen dagkanten en gotisch maaswerk in driepas, bevindt zich een driezijdige oculus waarin een klaverblad. Tussen het venster en de korfboogdoorgang is een zandstenen, laatgotische nis met heraldische sokkel geïntegreerd, waarin een zandstenen Madonna met Kind, een replica van omstreeks 1880 naar het originele beeld. De kapel wordt afgedekt door een steil zadeldak (nok loodrecht op de Lange Nieuwstraat, leien), dat het dak doorsnijdt van het gebouw waarin zij geïncorporeerd is. Het interieur wordt ruimtelijk bepaald door de bijzonder gewaagde overkluizing met kruisribgewelven, centraal niet ondersteund, maar eindigend in op verschillende hoogten hangende druipers met laatgotisch beeldhouwwerk. Deze verbeelden de passiewerktuigen of "Arma Christi", namelijk het kruis, de doornenkroon, de kolom van de geseling, het schenkblad van Pilatus, het Veronicadoek, de rietstok met de spons, de hamer en de nagels, de ladder, de lijkwade en het graf met de balsemvaten der drie Maria's, telkens vergezeld van engelenfiguren. Aan de zijmuren worden de gewelfribben opgevangen door consoles waarop realistisch gebeeldhouwde figuren, die naast een hofnar onder meer ‘getuigen’ van de Passie voorstellen: Caiphas en Simon Van Cyrene. Unieke laatgotische muurschilderingen herwerkt in 1876 door François Baeckelmans en voorlopig hersteld in 1972, waarvan de heraldische iconografie in het teken staat van de Bourgondische vorsten. Uitgevoerd in 1497 (zie jaartal in het gewelf met kenspreuk “Qui vouldra”) werden ze vaak in verband gebracht met het huwelijk van Filips de Schone en Johanna van Castilië, dat echter werd voltrokken te Lier. De voorstellingen moeten eerder gezien in het licht van de nauwe relatie van de opdrachtgever, Jan I van Immerseel, met de hertog van Bourgondië, wiens eerste plaatsvervanger hij was te Antwerpen. Voornamelijk heraldische motieven: wapenschilden, Bourgondische vuurslagen en -kruisen, snoeren van het Gulden Vlies, takken, banderollen, vogels en liefdesknopen met initialen, in een sierlijke laatgotische picturale stijl met diepe kleurentonaliteit. Op de zuidmuur: het huwelijk van Filips de Goede met Isabella van Portugal (1430), stichters van de Bourgondische macht, voorgesteld door hun beide wapenschilden, met twee engelen; eronder de initialen P en I in liefdesknopen. Op de beide zijmuren en in de gewelven: band tussen het Bourgondische en Oostenrijkse huis door de huwelijken van Maximiliaan met Maria van Bourgondië (1477), van Jan van Castilië met Margareta van Oostenrijk (1495) (in de boogzwikken) en van Filips van Oostenrijk met Johanna van Castilië (1496) (in de gewelven). Op de westmuur het wapen van Karel de Stoute met zijn spreuk "Je lay empris. Bien en adviegne" en de wapenschilden van zijn erflanden; op de oostmuur het wapen van Maximiliaan met zijn spreuk "Halt maβ in alle dinghe" en de wapenschilden van zijn erflanden. Textielschildering van rode damast in de onderste wandzone; architectuurpolychromie op ribben, consoles en sluitstenen. De oorspronkelijke glas-in-loodramen, waarvan de iconografie aansluit bij deze van de muurschilderingen, zijn slechts fragmentair bewaard. In het midden de patroon van Bourgondië, Sint-Andries geflankeerd door Sint-Jacob, patroon van Spanje. Links Filips de Schone en Johanna van Castilië op knielbanken met eronder hun wapens en kenspreuken en rechts Jan van Castilië met Margareta van Oostenrijk. Grotendeels vernieuwd door Stalins en Janssens, is enkel het bovengedeelte van de apostelen nog oorspronkelijk.
Koetshuis
Op de tweede binnenplaats, loodrecht ingeplant ten opzichte van de kapelvleugel, bevindt zich een neotraditioneel koetshuis met paardenstal, te dateren omstreeks 1880 en wellicht toe te schrijven aan François Baeckelmans. Constructie uit bak- en natuursteen met een hardstenen sokkel en smeedijzeren sierankers, één bouwlaag hoog en vier traveeën breed onder een leien zadeldak. Hoofdgevel met twee spitse korfboogpoorten, een breed, getrapt dakvenster met laadluik, een achtzijdige traptoren met overstekende topgeleding en leien spits. Getrapte zijgevel van acht treden met topstuk, gemarkeerd door overhoeks geplaatste pinakels en bolornamenten.
Wil je Reserveren?
Bedankt voor jouw bericht. Wij nemen zo snel mogelijk contact met jou op.